dinsdag 26 april 2016

Rick Moody















Druilerig Haledon, New Jersey, met een droevige, krakkemikkige glans. Het is een april en Alice de slaggitarist van Critical Ma$$ was doelloos, sloeg de tijd net zo stuk in het huis van haar moeder als ze op school had gedaan en ook daarna. Nick, de drummer, had zich verloren in school - het was nu twee weken geleden - en dit verlies bleek dodelijk voor de band. Maar de opkomst bij Ben Dover’s, dé bar voor de locals (met uitzicht over de rivier de Dern, op het aftandse industrieterrein van de gemeente) liet geen teruglopende aantallen zien, geen wijziging in de vaste scene. De kroegtijgers stroomden onveranderlijke toe.
     Treinrails markeerden de omtrekken van Haledon, deze gelijkbenige driehoek in het platte oostelijke deel van de Tuinstaat. Goederentreinen doorkruisten het als bloedbanen door een lichaam, onuitspreekbare verbindingen en giffen vervoerend. Ze rammelden voorbij aan de ongelukken bij de spoorwegovergangen, voorbij aan de plaatsen delict, voorbij aan de nachtelijke illegale stortingen.
     Heuvels rezen op boven de stad, noordwaarts en zuidwaarts. Waar Alice nu zat behoorde tot het gebied van de welgestelde huiseigenaren bovenop de kliffen rondom de stad. De grootse uitgestrektheid van de vlakten van New Jersey waren vanaf hier zichtbaar - naar het oosten, Paterson, Fleece, Mahwah; naar het zuiden Jersey City, Tyre, de Oranges. De eigenlijke stad was beneden uitgespreid, en aan een kant ervan begrensden de treinen een door niemand betwist gebied; treinen zo lang  dat ze aan kwamen rijden in het verleden maar pas verdwenen in het heden; treinen die een complete staat van industriële behoeften konden voorzien.


Rick Moody | Garden State.  Pushcart Press, 1992. Vertaling fragment Wiebren Rijkeboer

donderdag 14 april 2016

Mark Kurlansky

















Eli Rabbinowitz had de vorm van een hamster, alhoewel groter en wat minder harig. Als Sonia Cohn Seltzer haar lange, behendige vingers op zijn rubberachtige witte vlees plaatste, piepte en zuchtte hij - geluiden die haar verwezen naar zijn knaagdier-achtige kwaliteiten.
     Liggend op zijn buik, tastte hij rond met zijn bleke, lompe arm. “Ja, daar. Ja, daar,” murmelde hij. “Ik betaal extra.” Hij greep haar pols en begon zich om te draaien.
     Sonia bevrijdde haar hand en sloeg hem met een handdoek, een harde klap met een slap wapen.
     “Aauw! Jezus!”
     “Ik heb je gewaarschuwd. Flikker op en kom niet meer terug.” Ze verliet de kleine kamer door wat een kastdeur leek maar feitelijk naar de rest van haar appartement leidde. Zonder haar leek de kamer steriel en kil met uitzondering van een Chagall-print van een stelletje dat over de toppen van de daken zweeft. De deur knalde in het slot en Sonia keerde terug naar haar bureau om aan haar toneelstuk over Emma Goldman, de anarchist, te werken, terwijl haar echtgenoot in een andere kamer op hun dochter paste.
     “Aayoych,” zei Eli, verschillende joodse en Amerikaanse krachttermen vermengend. Toen kleedde hij zich aan en ging weg, Avenue A opdraaiend die al flink geurde nu de hitte van de vroege zomer de rotzooi op de straat gaarkookte. Huis-, tuin- en keukenspullen stonden keurig opgesteld dichtbij de met vuilnis besprenkelde randen van het trottoir - een speciale plaats waar elke dag spullen werden gevonden en spullen werden weggegeven.


Mark Kurlansky | Boogaloo on 2nd Avenue. Vintage, 2005. Vertaling fragment Wiebren Rijkeboer

zondag 10 april 2016

Barry Hannah

















In 1950 ben ik acht jaar oud en aanschouw ik gebiologeerd, door een kier met goed zicht onder de tribune, de Dream of Pines Colored High School Band. Deze groep blies en marcheerde zo goed dat ze gewoon angst aanjoegen.
     De blanke band uit de stad was niks, vergeleken - grauwe oranje rijen voortgedreven door het gesmeek van een oude kale fat met een maagzweer, die meer geïnteresseerd was in zijn onroerend goed-bezittingen dan in zijn muziek. Maar de topband werd geleid door een fanatieke man genaamd Jones, die alles op het spel zette om het grootse korps van leerling-muzikanten te hebben dat hij had. Jones werd door iedereen uitgelachen en verketterd door de leerkrachten, zowel zwart als blank, vanuit de hele gemeente. 
     Iedereen schreef in op een speciale obligatie van vijftienduizend dollars om de grijze houten schuur te renoveren die was genesteld in een bekken van klei en dennenstronken ten noorden van de stad. Dit was de middelbare school voor de kleurlingen. De obligatie werd uitgeschreven en ze schoven alles op de schouders van Jones, het hoofd van de school, om het te regelen. Het was bij iedereen bekend dat hij geen dronkelap was, hij woonde met zijn vrouw, en vocht ervoor om iets met de school te doen. maar de reden dat zij hem het geld toevertrouwden was dat zijn schoolgebouw lelijker was dan men kon verdragen - ik bedoel, zelfs te lelijk voor een willekeurige duivenjager die voorbijrijdt. Het leek op een oude schoolbordenwisser die in een bierplas drijft. Ze kenden Jones het geld toe tijdens een plechtigheid waar de blanke notabelen uit het dorp elkaar het graf in prezen, benadrukkend wat voor onvolprezen helden zij waren - het grootste gedeelte van het geld kwam natuurlijk van de belastingen die de blanken bijeenbrachten. 


Barry Hannah | Geronimo Rex.  The Viking Press, 1972. Vertaling fragment Wiebren Rijkeboer

woensdag 30 maart 2016

Roy Kesey
















Hier moet je voorzichtig zijn. Speur iedere beschaduwde tak die boven je vervlochten is af. De pacazo wacht, zal wachten zolang als nodig is.
     Ronaldo zegt dat de pacazo niets meer is dan een ongebruikelijk grote leguaan. Ik verkies te geloven dat het een soort duiveltje uit de historie is, bij toeval met schubben bedekt vlees, een god die niemand meer aanbidt, niet schitterend in zijn razernij zoals de goden van de Wari , de Moche of de met bloed besmeurde Chavín, maar een of andere benepen, verbitterde plaatselijke god die dikke, bleke, plunderende vreemdelingen haat. Reynaldo zegt ook dat pacazo’s op sommige plekken op de grond leven, maar dat ze hier op de campus in de bomen leven vanwege de vossen die ’s nachts uit de woestijn komen. Dit kan niet waar zijn. De vossen hebben het formaat van huiskatten. De pacazo is meer dan twee meter lang, en als een vos te dicht in de buurt komt zou de pacazo hem bij zijn kop grijpen en zijn schedel verpletteren.
     Weg bij de bomen en in de zon, over het gras naar een bank in de dunne schaduw. Als ik ga zitten, buigt de bank door. Ik wacht, adem uit, laat mijn gewicht uitdijen naar alle kanten. Plaats mijn aktetas naast me. Haal een zakdoek tevoorschijn, dep het zweet in mijn baard.
     Het dichtstbijzijnde gebouw, scherp wit. Ik doe mijn ogen dicht. Er is een geur van rottende bladeren, van hitte en nat gras. Ik ben wel vaker zo moe geweest maar kan me niet meer herinneren wanneer en een schip drijft zuidwaarts langs de kust in de richting van de monding van een rivier. Een kreet klinkt op. De mannen verzamelen zich bij het gangboord.


Roy Kesey | Pacazo. Jonathan Cape, 2012. Vertaling fragment Wiebren Rijkeboer

maandag 21 maart 2016

Tom Perrotta














Buzzy, de bassist, had een rijbewijs dat was ingenomen, dus Dave ging langs zijn huis op weg naar het woensdagavondoptreden. Buzzy was kwaliteitscontroleur bij een bedrijf dat prostaatapparaten produceerde, en woonde met zijn vrouw en twee kinderen in een straat met min of meer identieke split-level woningen die vast en zeker opwindend waren in de dagen voor de British Invasion, toen Kennedy nog president was en Elvis de king. Buzzy was het enige lid van het bruiloftsorkest dat getrouwd was, een feit waarvan de ironie niet aan de aandacht ontsnapt was van zijn medemuzikanten. Artie, de saxofonist en manager, had het net uitgemaakt met een meisje dat danste in Jiggles. Stan, de drummer en accordeonist af en toe, slaapwandelde door een pijnlijke scheiding. Ian, de zanger/toetsenist en allround showman, woonde thuis bij zijn ouders, net als Dave die slaggitaar en achtergrondvocalen verzorgde.  
     Buzzy wachtte op de stoep, een magere vent met een paardenstaart in een smoking en een cap van de Yankees, met een biertje in zijn ene hand en een gitaarkoffer in de andere. Hij stouwde zijn bas op de achterbank, bovenop Dave’s Les Paul, en klom naar binnen.
     “Daverino,” zei hij, proostend met zijn bierblik.
     “Buzzmaster.”
     Dave schakelde naar zijn een en ging op weg naar Central Avenue. De stilte in de auto was sloom, ongecompliceerd. Buzzy nam een teug uit het blik en smakte met zijn lippen.
     “Yep. Weer een woensdagavondoptreden.”
     “Ben je er klaar voor? De mensen rekenen op je.” 
     Buzzy dacht er even een paar seconden over na en knikte toen.
     “Chef,” zei hij, “ik ga me helemaal in de vernieling spelen.”


Tom Perrotta | The Wishbones.  Berkley, 1997. Vertaling fragment Wiebren Rijkeboer

donderdag 17 maart 2016

Mark Lindquist














Ik vraag me af waarom vermoord ik mezelf niet?
     Ik vraag me af waarom ik dat me afvraag, dan vertel ik mezelf niet zo te denken en in plaats daarvan steek ik een sigaret op.
     Het is ongeveer drie uur in de morgen.
     Ik sta hier in de slaapkamer van mijn appartement te proberen de dingen te laten verdwijnen door uit het raam naar de oceaan en de bijna volle maan te kijken en te luisteren naar het ritme van de golven.
     ‘Ik dacht dat je naar bed wilde?’ zegt Becky vanuit het bed op een erg sexy manier.
     Ik draai me niet naar haar om.
     ‘Nou?’ zegt ze.
     ‘Nee.’
     Ze lacht min of meer. ‘Nee, omdat je niet wil antwoorden? Of, nee, je komt niet in bed?
     ‘Allebei.’
     ‘Ik dacht dat je wilde slapen.’
     ‘Dat klopt.’
     Pauze.
     ‘Paarden doen het op deze manier,’ zeg ik.
     ‘Paarden hebben ook seks op die manier.’   
     Ik weet dat ze lacht.
     Het probleem, een van de problemen, is dat ik echt wil slapen. En dat baart mij zorgen.  


Mark Lindquist | Sad Movies.  Atlantic Monthly Press, 1987. Vertaling fragment Wiebren Rijkeboer